Asociaal
Een voordeel van de kanker is dat ik erdoor leer om heel goed voor mezelf op te komen. Om mezelf op de eerste plaats te zetten en alleen voor mezelf te zorgen, meer kan ik er op dit moment niet bij hebben. Ik kan niet anders. Ik heb zo weinig energie dat ik alles moet aanwenden voor mezelf. Ik kan niet ook nog voor iemand anders zorgen of aan iemand anders denken, alle energie gaat op aan overleven. Ik las dat ook in het boek van de beklimming van de K2; op de momenten dat het echt moeilijk is en het op overleven aankomt, gaat ieder voor zich. Ik vond dat altijd egoïstisch, maar nu snap ik het wel en ervaar ik in mezelf ook een enorme overlevingsdrang, die bijna al het gedrag rechtvaardigt.
Zo stonden ze laatst ineens voor de deur om glasvezel aan te leggen. Ik was een beetje in gedachten en deed eigenlijk uit gewoonte en zonder erbij na te denken de voordeur open. ‘We komen voor de glasvezel’, zei de man op de stoep, terwijl hij al aanstalten maakte om naar binnen te stappen. ‘Ho ho’, zei ik, ‘u zou tussen 13.00 en 17.00 uur komen. Dan is mijn man thuis om het met u te regelen en het is nu pas 11.00 uur, dus komt u straks maar terug.’ ‘Nou’, zei de man, ‘wij zijn er nu en dat komt prima voor elkaar, wij weten wel waar het moet komen en we hebben zo weekend.’ Ik had echt helemaal geen zin in twee van die vreemde mannen in mijn huis, terwijl ik ook nog moest nadenken waar de glasvezel moest komen. Bovendien zou ik ook nog de sleutel van de buren moeten zoeken en bij hún huis uitleggen waar de glasvezel moest komen, want dat hadden we zo afgesproken. Dus ik zei tegen de man: ‘daar heb ik nu echt geen energie voor’ en ik knalde de voordeur voor zijn neus dicht. De man ging als reactie hierop hard en nadrukkelijk op onze voordeurbel drukken, waarop ik boven in bed ging zitten met de vingers in mijn oren om het allemaal niet te hoeven horen. Na zo’n tien minuten stopte het aanbellen en gluurde ik voorzichtig door de luxaflex naar buiten, waar ik twee knorrige mannen in het busje zag zitten dat ze pontificaal op de stoep voor ons huis hadden geparkeerd. Na een klein half uurtje reden ze weg.
Blijkbaar waren ze verderop in de straat aan het werk gegaan bij de buurman die altijd op onze konijnen past. Hier hadden ze volop geklaagd over de asociale buurvrouw van het witte huis, die zomaar de voordeur voor hun neus had dichtgeknald. De buurman had het voor me opgenomen en verteld dat wij juist hele aardige mensen zijn, maar dat ik op het moment ernstig ziek ben. Toen ze ’s middags terug kwamen en Frans de deur open deed verontschuldigden ze zich: ‘sorry, we wisten niet dat uw vrouw ziek is.’
1 reactie
lieve groet,
Doortje