De operatie

Mijn wens is verhoord: ik word ’s ochtends geopereerd. Om half acht al moeten we ons melden in de hal van het ziekenhuis, waarna we snel naar de afdeling worden gebracht. Rond negen uur is het zover. Ik mag een operatiehemd aantrekken en krijg twee paracetamol en een pilletje om rustig te worden. Ik heb dit pilletje nauwelijks doorgeslikt of ik voel me enorm slaperig worden. Van de rest kan ik me niets meer herinneren, alleen nog vaag dat ik van het bed moet overstappen op de operatietafel.

Op de uitslaapkamer krijg ik een groen waterijsje, dat weet ik nog wel, daarna lig ik ineens op de vierpersoonskamer en zit Frans aan de rand van mijn bed. Als ik iets wil bewegen schieten de tranen me in de ogen; au wat doet dat zeer. Ik weet bijna zeker dat het van de drain is die op een zenuw drukt, de mammacare verpleegkundige had verteld dat dat wel eens kon gebeuren. Als de mammacare verpleegkundige langs komt, vraag ik haar direct of ze de drain iets kan verschuiven. Ze gaat aan de slag en draait het slangetje een klein stukje, dat geeft direct verlichting en de pijn golft langzaam weg. De chirurg komt ook nog even langs, maar veel meer dan even naar me zwaaien doet hij niet. Frans zit de hele middag naast mijn bed en houdt mijn hand vast. Ik val regelmatig even weg.

Als het avondeten komt heb ik best trek, dus ik begin smakelijk te eten, maar het eten valt niet goed. Als ik iets overeind kom, ben ik maar net op tijd om een kartonnen bakje te pakken en het braaksel op te vangen. Rond een uur of zeven komt Frans weer terug en hij is net op tijd om me lijkbleek opnieuw te zien braken. Ik voel me knap beroerd. Frans vindt het moeilijk om me zo te zien. Een vriendelijke verpleegkundige troost ons dat het morgen vast beter gaat.

Mijn eerste nacht in een ziekenhuis. Ik kan de slaap niet vatten. Wat een actie in zo’n ziekenhuis. Dan piept er weer een infuus, dan gaat er weer iemand naar het toilet, dan lopen er weer mensen over de gang, dan begint er iemand luidkeels te snurken, dan weer komt de verpleegster om medicijnen uit te delen en te vragen of alles goed gaat. Ik geloof dat ik nog nooit zo weinig heb geslapen in een nacht. Om elf uur ’s avonds denk ik al dat ik uren heb geslapen, maar helaas. Ik tel elk uur. Om drie uur denk ik wat geslapen te hebben, maar als ik op de klok kijk zie ik dat het pas tien minuten later is. De nacht duurt eindeloos, maar eindelijk wordt het dan licht en krijgen we ontbijt.

Het ontbijt komt met een rijdend buffet en er is werkelijk een keur aan mogelijkheden. Ik kies voorzichtig een beschuitje met boter en jam en een toastje met tomaat. Gelukkig, alles blijft binnen. Ik ben beperkt in mijn bewegingen, want links heb ik nog een infuus en rechts loopt een slangetje uit mijn borst dat verbonden is met een grote opvangpot voor het wondvocht: de drain. Daarom heb ik hulp nodig om uit bed te komen. Ik mag voorzichtig gaan douchen. Dat is een hele toer met de drain en de opvangpot die er aan hangt. In de spiegel van de douche kijk ik voor het eerst naar de borst, die er best goed uitziet. Ik vind het in ieder geval niet shocking. Het litteken op de borst is niet al te groot, dat geldt echter niet voor het litteken onder de oksel, dat is toch zeker tien centimeter en ziet er ook veel ruwer uit, alsof ze hier flink wat vel bij elkaar hebben moeten trekken. Het hele operatie gebied is verpakt in een plakfolie waarmee ik mag douchen. Toch doe ik maar even voorzichtig aan en zorg ik ervoor dat het gebied niet nat wordt.

Eenmaal weer terug in bed, ga ik wat liggen lezen in mijn nieuwe e-reader, die ik van Frans heb gekregen en maak ik een babbeltje met mijn kamergenoten, waarvan er twee heel aardig zijn. Op de televisie van mijn buurvrouw zie ik beelden van het in de Oekraïne neergestorte vliegtuig van Malaysia Airways, de MH17, dat op de dag van mijn operatie is neergeschoten. Buiten heeft de zomer zijn intrede gedaan: het is meer dan 30 graden, maar daar merk je hierbinnen niets van.

Rond het middaguur komt het goede nieuws: ik mag naar huis. Nog meer goed nieuws: de drain mag eruit. Joepie. De verpleegkundige trekt de drain eruit en sluit het infuus af, ik mag me aankleden en dan is het wachten op Frans.

Onder mijn arm is het gevoelloos, het voelt net of ik een grote klomp vlees van iemand anders onder mijn oksel heb hangen. Het is een vreemd gevoel. Het is dik en opgezet van het vocht. Het korte ritje van het ziekenhuis naar ons huis, is al best veel voor me. De arm gaat zeer doen van het naar beneden hangen en ik ben blij als ik op het bed in de woonkamer kan gaan liggen met mijn arm steunend op een hoofdkussen.