Drie tieten, carnaval in Maastricht 2018
Kikkererwten, paprika en pompoen bij mijn moeder. Een goede bodem voor het latere drankgelag. Rond half acht had ik me aangekleed en liep het hele halve uur naar het station in Beek. Het gaf me de kans er rustig in te komen. Het dorp zelf was ook in kostuum en zang gehuld, en er liepen mensen in de richting van het centrum, terwijl ik daar juist uit weg ging. Stak de kruising over naar de lange straat naar het spoor. Viaduct. Nog een eindje, naar rechts, station. De trein zat vol feestvierders. Ik had mijn kostuum nog bedekt, schijterd als ik ben, en ik voelde me oud en uit de toon vallen tussen al dat jonge grut. In Bunde stapte een groepje meisjes binnen die vermomd waren als zichzelf. Drie ervan gingen in mijn bankstel zitten, naast me en tegenover me. Ik probeerde niet op te vallen maar hoefde geen moeite te doen. Het was alsof ik niet bestond.
Toen ik in Maastricht aankwam kocht ik meteen een biertje, twijfelde maar heel even, voor de vorm, tussen een gewoon maatje of een halve liter en nam natuurlijk meteen twee halve liters. Liep de stad in over de Wijckerbrugstraat. Gaandeweg werd het drukker. Een groepje tieners aan mijn kant van de straat, allen dezelfde gouden, strakke broeken, een roedel gevaarlijke glitters in het donker. Wild sprongen ze over paaltjes en elkaar heen, hielden alle lijnen onderling strak door onafgebroken naar elkaar te roepen. Lijnen waarin ik niet verstrikt wilde raken. De grens tussen plagen en pesten zou snel overschreden worden. Mijn instinct zei: wegwezen. Van zulke groepjes had ik te vrezen gehad tijdens mijn schooltijd. Ik passeerde ze snel. Stak de Servaasbrug over, de stad in. De drukte was nu echt dik. Zoals altijd. Naar links richting Onze Lieve Vrouwenplein, waarachter de kroegen die onze thuishavens zijn met Carnaval. Passeerde een drumband, meteen goed. Met de simpele, prachtige pasjes op de maat van de trommels, links sluit rechts sluit, wat ik zo opzwepend vind, vonkjes worden vlammen. Meteen meebewegen. Eerste halve liter was bijna op en moed was mee naar binnen gedronken dus ik maakte de knoop van mijn jas open en ontblootte mijn blote kostuum, al was het nog wat aarzelend. Bij het Onze-Lieve-Vrouwenplein sprong ineens broer Bas binnen mijn beeld, omhelsde me, en even later huppelde ook Stephan in mijn kring, en Wouter. Ik was gevonden. Samen met mijn drie tieten.
We doken de Belsj in. Kroegen zijn eilanden om naar toe te zwemmen in de verbindende zee mensen om elke kroeg heen. In de cafe’s nog dikker de drukte, een deinende dampende massa mensen met schmink, zweet, veren, maskers, glitters en pekskes. Muziek en drank als de lijm waarmee mensen aan elkaar vast kleven. Als je er doorheen beweegt, om naar de wc te gaan, of anders om “veer pelskes!” aan de bar te halen, en zelfs als je gewoon op je plek blijft staan, dein je mee, zoals de golven van de zee je heen en weer wiegen. De massa wiegt als een groot lichaam met vele ledematen, konten tegen je eigen kont, of anders tegen je buik, heupen tegen heupen maar het zijn toch vooral de ronde vormen die als warme kussens langs je afrollen. Het is een speciaal genoegen. De ene kroeg uit, de andere in, en overal dezelfde deinende golven. Ik voelde me goed. Ik voelde me trots, dat mijn jurk zo goed gelukt was, dat ik hier stond, de kanker die mij het leven zo zuur had gemaakt, met dit feest om de oren sloeg, drie memmen die ik in het zure gezicht van Koning Kanker flatste. Mijn jurk. Een jurk met drie borsten erin verwerkt. Mijn eigen ontbrekende borst is als een zuigend gat waar ik telkens in spring. Telkens trekt dit thema mij naar binnen. Al sinds het eind van de chemo heb ik met mijn eigen bescheiden voorgevel en mijn vermoeide, verrimpelde rattenkop hoegenaamd geen sjans meer. Maar deze avond, met drie tieten die van mij een freak maakten: driedubbeldik, dwars, overlangs, achterstevoren, ondersteboven sjans.
Ik informeerde bij Steef of hij vanavond nog iets of iemand op het oog had. Om mee te zoenen. Lepschen in het carnavals. Hij zocht Patricia zei hij. Dus alle Patricia’s die ik vond mocht ik naar hem toesturen. Hij keerde de vraag naar mij om. Had ik iemand op het oog? Ik aarzelde of ik de naam ging noemen. Maar hij kende deze persoon toch niet, dus vooruit. Een interessante man, die interessante dingen doet. Slim en creatief, de combinatie die voor mij zo vaak onweerstaanbaar is. Een beetje scherp, niet goed te doorgronden ook. Plus vertrouwd, want ook een broer van een vroegere halve vriendin. Ik houd van vertrouwd, en ik houd van broertjes. Ik noemde de naam, fluister-schreeuwend in zijn oor. In een zwarte diepe vijver dacht ik mijn bekentenis te gooien, als een kiezel die door het water werd opgeslokt. Ik verwachtte een stilte, oorverdovend temidden van het lawaai om ons heen. Maar de naam bleek een vlam die een kruitvat vol vurige verbazing deed ontploffen. Steef barstte in lachen en uitroepen uit. Dit was echt niet te geloven! Want afgelopen vrijdag had zijn zus, die er deze avond ook bij was, de hele avond met precies deze man lopen te flirten! Ik verlamde ter plekke. Ineens was de naam een luide alarmbel die nog vele malen tussen ons zou klinken deze avond. Van al die mensen die hier deze carnaval rondliepen, en dat moesten er werkelijk tien-duizenden zijn, was het nou net deze man die als een solitaire knikker in een flipperkast terecht was gekomen, heen en weer schietend tussen zusje en mij. Er maakte zich een onrust van mij meester die eigenlijk de hele avond niet meer verdween. Zusje werd een concurrente, en omdat ik haar zowel ontzettend graag mag als heel mooi vind was dat geen makkelijke brok om door te slikken. Shit. Ik moest haar spreken. En wel nu.
Het duurde lang voordat ik haar vond. Pas in de kroeg aan de overkant, op de herenplee kreeg ik haar te pakken. Maar zelfs toen was ze bijna niet te vangen. We moesten eerst de trap afstommelen, de drukte van de kroeg uit naar de straat waar het net wat beter bewegen is, en daar hoorde ik eindelijk het verhaal. Ja, ze had die hele avond met onze wederzijdse stud geflirt, was ergens aan het eind van die sessie de kroeg uitgevlinderd, na een hele poos troffen ze elkaar weer als bij toeval, en toen was meneer gepikeerd. Omdat hij haar zo lang had moeten zoeken.
Het sloeg in als een bom. Terwijl ik het beeld van de man die ik zo interessant, mannelijk en mysterieus vond moest bijstellen naar de kleuter die hij bleek te zijn praatte zusje verder. En verwoordde mijn eigen gedachten. Godnondedjuu weer een narcist. Ze liet hem lekker in zijn sop gaarkoken en feestte verder.
De rest van de avond verwerkte ik wat ik had gehoord. Dat zowel zusje als ik op dezelfde man bleken te vallen, en welke betekenis dat had in het licht van onze vergelijkbare, eerdere relaties. Want zowel zij als ik hebben een narcistische ex. Onze verhalen zijn griezelig inwisselbaar, zoals alle verhalen van mensen die ervaringen hebben met narcisten inwisselbaar zijn. En ik heb inmiddels teveel van die verhalen gehoord en gelezen om een waarschuwing als deze, die mij zo maar in de schoot was geworpen, niet uiterst serieus te nemen. Wat ik aanzag voor mysterieuze diepte in deze man, was vooral de bodemloze put van het ontbrekende zelf van de narcist. Tot uitdrukking komend in nukkigheid, verongelijktheid, en een nauwverholen, kinderlijke woede op de wereld, maar goed verstopt onder charme en opgetuigd met interessante bezigheden en een schijnbaar blakend zelfvertrouwen. Opnieuw was ik erin getrapt.
De rest van de avond kon ik de onrust niet meer van me af zetten. Hoeveel plezier ik er ook bovenop uitgoot, het meeste droop toch weg door de gevallen gaten. Rond middernacht zou ik als een echte Assepoester moeten vertrekken als ik bij mijn moeder wilde slapen, om de laatste trein te halen, maar ik deed het niet. Ik kon het niet. De onrust veroorzaakte blijf-lust. Tegen tweeën had zusje een lift geregeld, en zwalkten we met zijn allen naar de auto. Mijn broer was al weg, die had eerder al een taxi naar Cadier en Keer genomen. Deze gratis lift van een vriend bracht ons daar ook heen. Terug naar het dorp waar ik mijn jeugd heb doorgebracht. Bij aankomst stommelden we naar binnen om als het jaar daarvoor, en het jaar dáárvoor, en al die jaren daar weer voor in een lange ketting van momenten terug het verleden in tot waar de ketting voor anker ging in het moment dat deze huidige veertigers destijds voor de eerste keer als tieners zelfstandig carnaval vierden, en wellicht nog verder terug toen hun ouders dat deden, in de keuken onze avond te besluiten. We lachten, reflecteerden over de voorbije avond, lieten onze dronkenschap langzaam verdrinken in thee en haring in roomsaus, en gingen dan eindelijk eindelijk eindelijk naar bed. Het was half vijf. Langzaam werd het licht.
4 reacties
Dappere meid, beetje gaan carnavallen ;-) M'n lief woonde in Tilburg, ik (als Noorderling) vier al een jaar of wat carnaval met hem en ik vond het geweldig (had ik niet verwacht). Dit jaar zijn we niet gegaan, we waren nog druk aan het klussen, ik ging nog gebukt onder de chemo en ik vond het ongepast, met uitgezaaide longkanker en dag of wat lallend en feestend. Volgend jaar ga ik ook weer, Koning Kanker om de oren slaan, yesss you go girl!!