Woordenboek teelbalkanker (zaadbalkanker)
Deze informatie is gecontroleerd door deskundigen.
Naar colofonEen woord dat je niet kent? Wij leggen het uit.
A - B - C - D - E - F - G - H - I - K - L - M - N - O - P - R - S - T - U - V - W - Y - Z
A
Abces
Pus of etter in een niet eerder bestaande holte in het lichaam.
Abdomen
Buik, buikholte
De buik.
Achtergrondaankleuring
Een MRI-scan werkt met contrastmiddel. Het contrastmiddel zorgt ervoor dat organen en weefsels zichtbaar zijn op de MRI-scan. Dat heet aankleuring. Op de scan heeft een tumor een meer duidelijke kleur dan het gezonde weefsel. De aankleuring van het gezonde weefsel heet achtergrondaankleuring.
Actief volgen
Active surveillance, afwachtend beleid, expectatief beleid, waakzaam wachten, wait and see traject, watchful waiting
De arts geeft geen behandeling, maar wacht oplettend af hoe de ziekte zich ontwikkelt. Ondertussen vinden er wel controles plaats.
Adenocarcinoom
Klierkanker
Vorm van kanker die ontstaat in cellen die slijm, lichaamssappen en hormonen maken.
Adenoom
Een goedaardige gezwel van kliercellen.
Adenosarcoom
Dit is een kwaadaardige tumor. Het is een combinatie van een adenoom en een sarcoom. Een adenoom is een goedaardige tumor die ontstaat in de kliercellen. Een sarcoom is een soort kanker dat ontstaat in de botten of weke delen. Weke delen zijn steunweefsel, zoals spierweefsel en bindweefsel.
Adjuvant
Aanvullend
Een aanvullende behandeling na de hoofdbehandeling. Meestal gaat het om een behandeling na de operatie. Het doel is om de achtergebleven kankercellen te doden. De kans dat de kanker terugkomt is dan kleiner.
Adnex
Eierstok
Eierstok.
Afstandsmetastasen
Uitzaaiingen op afstand
Er zitten uitzaaiingen op andere plekken in het lichaam dan bij de tumor.
Aging males symptoms
AMS
Vragenlijst over de ouder wordende man.
Alopecia
Haaruitval, kaalheid
Het haar valt uit. Dit kan een gevolg zijn van sommige behandelingen tegen kanker.
Anafylactische reactie
Gegeneraliseerde overgevoeligheidsreactie Een plotselinge en ernstige allergische reactie die kan ontstaan bij het gebruik van bepaalde medicijnen.
Analgeticum
Pijnbestrijding, pijnstillers
Medicijnen om pijn te verminderen.
Anamnese
Intakegesprek
Het gesprek dat de patiënt met de arts heeft. De arts stelt vragen om een indruk te krijgen van de klachten en de medische geschiedenis van de patiënt.
Anastomose
Naad
Een naad (verbinding) tussen twee delen.
Anemie
Bloedarmoede
Bij bloedarmoede zijn er te weinig rode bloedcellen in het bloed. Het bloed kan dan te weinig zuurstof naar de lichaamscellen brengen.
Anterieur
Anticus
Aan de voorkant. Dit zegt iets over de plek van de tumor.
Anterieur
Aan de voorkant.
Anti-emetica
Antibraakmiddel
Medicijnen tegen misselijkheid en overgeven.
Anti-hormonale therapie
Endocriene therapie, hormonale therapie, hormoontherapie, HTx, hormonale behandeling
Medicijnen die de werking van hormonen remmen, of de aanmaak van hormonen te verminderen. Deze medicijnen werken bij tumoren die hormonen gebruiken om te groeien.
Aortabifurcatie
De plek waar de grote buikslagader (aorta) opsplitst in de 2 bloedvaten die naar de beide benen gaan.
Apicaal
Puntje
Aan de top van een weefsel of orgaan.
Artefact
Een verstoring in het beeld bij een scan. Het verwijst naar iets dat in werkelijkheid niet aanwezig is. Het beeld is niet duidelijk.
Arteria mesenterica inferior
AMI
De onderste slagader in de darm. Dit grote bloedvat brengt zuurstofrijk bloed naar een deel van de darmen.
Arteria mesenterica superior
AMS
Grote darmslagader. Dit grote bloedvat brengt zuurstofrijk bloed naar gedeeltes van de dikke darm, dunne darm, twaalfvingerige darm en de alvleesklier.
Arteria rectalis superior
Groot bloedvat dat zuurstofrijk bloed naar de endeldarm brengt.
Arterie
Slagader, arteria
Algemene term voor een bloedvat dat zuurstofrijk bloed brengt
Artralgie
Gewrichtspijn
Pijn in de gewrichten.
Ascites
Buikvocht
Ophoping van vocht in de buik.
Aspecifiek
Atypisch
Iets is niet kenmerkend.
Asthenie
Krachtsvermindering, zwakte
Algehele lichaamszwakte, veroorzaakt door een ernstige ziekte.
Asymmetrie
De linkerkant en de rechterkant van een lichaamsdeel zijn niet hetzelfde.
Atelectase
De long of een deel is dichtgeklapt. Daardoor komt er geen lucht meer in.
Atypische cellen
Afwijkende cellen
Cellen die er niet meer uitzien als normale cellen, maar ook niet kwaadaardig zijn.
Autosomaal dominante overerving
Een ouder kan een erfelijke aanleg voor een ziekte doorgeven aan zijn of haar kind. Dit heet overerving. Wanneer dit autosomaal is, speelt het geslacht geen rol. Dan kunnen zowel mannen als vrouwen de aanleg doorgeven aan hun kinderen. Zonen en dochters hebben evenveel kans om de aanleg te erven. Als een van de ouders de dominante ziekte heeft, is er 50% kans dat het kind de ziekte krijgt. Erfelijke aanleg voor kanker is bijna altijd autosomaal, en meestal ook dominant.
Autosomaal recessieve overerving
Een ouder kan een erfelijke aanleg voor een ziekte doorgeven aan zijn of haar kind. Dit heet overerving. Wanneer dit autosomaal is, speelt het geslacht geen rol. Dan kunnen zowel mannen als vrouwen de aanleg doorgeven aan hun kinderen. En zonen en dochters hebben evenveel kans om de aanleg te erven. Wanneer de overerving recessief is, betekent dit dat het risico op de ziekte pas bestaat wanneer beide ouders de aanleg doorgeven aan het kind. De ouders zijn drager van de ziekte, maar hebben zelf de ziekte niet. Als 1 van de ouders de aanleg doorgeeft, wordt het kind ook drager, maar ontwikkelt het kind de ziekte niet. Bij kanker komt een erfelijk recessieve aanleg niet vaak voor.
Autosomale overerving
Een ouder kan een erfelijke aanleg voor een ziekte doorgeven aan zijn of haar kind. Dit heet overerving. Wanneer dit autosomaal is, betekent het dat het geslacht geen rol speelt. Zowel mannen als vrouwen kunnen de aanleg doorgeven aan hun kinderen. Zonen en dochters hebben evenveel kans om de aanleg te erven. Erfelijke aanleg voor kanker is bijna altijd autosomaal.
Axilla
Oksel, okselholte
Oksel
Axillair
In de oksel.
B
Basaal
Aan de basis
Beenmergsuppressie
De behandeling tegen kanker remt de werking van het beenmerg. Hierdoor maakt het beenmerg minder bloedcellen aan.
Behandelplan
In het behandelplan staat welke behandelingen het best passen bij de soort kanker, het stadium van de ziekte en de persoonlijke situatie van de patiënt
Bekkenbodemfysiotherapeut
BFT
Fysiotherapeut voor mensen met problemen in het bekken, de lage rug, de buik en de bekkenbodem.
Benigne
Goedaardig
Als een gezwel goedaardig is, dan heeft het niet de neiging om in te groeien in andere weefsels of om uit te zaaien. Dan is het geen kanker.
Best supportive care
BSC, supportive care
Ondersteunende zorg voor mensen die niet meer kunnen genezen. De behandeling richt zich niet op de ziekte zelf, maar op de klachten als gevolg van de ziekte.
Bestraling
Radiotherapie, RTx
De behandeling van kanker met straling. Het doel is kankercellen te vernietigen en tegelijk gezonde cellen zoveel mogelijk te sparen. Bestraling is een plaatselijke behandeling: het deel van het lichaam waar kankercellen zitten of eerst zaten, krijgt bestraling.
Bevacizumab
Avastin
Een doelgericht medicijn. Bevacizumab zorgt ervoor dat de tumor geen nieuwe bloedvaten meer kan laten aanmaken. Hierdoor komt er minder bloed bij de kankercellen en dus ook minder zuurstof en voedingsstoffen. Hierdoor kan de tumor niet meer groeien.
Bevolkingsonderzoek
BVO
Landelijk onderzoek onder een deel van de bevolking om kanker in een vroeg stadium op te sporen. In Nederland zijn er bevolkingsonderzoeken voor 3 soorten kanker: borstkanker, darmkanker en baarmoederhalskanker.
Bilateraal
Beiderzijds
Het gaat om allebei de kanten van het lichaam.
Biopsie
De procedure van het weghalen van een stukje weefsel weg op de plaats van de afwijking voor microscopisch onderzoek. Het stukje weefsel heet een biopt.
Biopt
De arts haalt een stukje weefsel weg uit de afwijking. Dit heet een biopt. De arts laat dit weefsel onderzoeken onder de microscoop.
Bisfosfonaat
Medicijn tegen botontkalking.
Blaaskatheter
Urinekatheter
Een dun buisje dat in de blaas wordt gebracht. Hierdoor stroomt de urine vanuit de blaas in een opvangzak.
Blanco
Leeg, schoon
Leeg of schoon.
Bloedvatinvasie
De tumor groeit door in een bloedvat.
Botscan
Skeletscintigrafie
Beeldvormend onderzoek om te kijken of er uitzaaiingen in de botten zijn.
Brachytherapie
Inwendige bestraling, inwendige radiotherapie
Een behandeling met bestraling van binnenuit. De patiënt krijgt een bestralingsbron met radioactief materiaal ingebracht, dichtbij de tumor. Het radioactieve materiaal geeft straling af waardoor de kankercellen afsterven.
BRAF
BRAF is een eiwit dat zorgt dat cellen groeien en delen. Bij kanker kan het BRFA-eiwit overactief zijn waardoor de kankercellen blijven groeien en delen.
Bruin-vet-activatie
Het vetweefsel in de hals en hoofd is bruin vet. Dit kan de foto's van de PET-CT-scan verstoren. Om een goede scan te kunnen maken, schrijft de arts van tevoren medicijnen voor die bruin vet minder actief maken.
C
Cachexie
Vermagering
Ernstige vermagering, meestal door een ernstige ziekte.
CaD
Calciumcarbonaat, calecalciferol, calci chew
Caecum
Dit is het eerste stuk van de dikke darm. Het ligt rechts onderin de buik.
Capecitabine
Xeloda
Een medicijn tegen kanker. Het is een vorm van chemotherapie.
Capox
Een combinatie van capecetabine en oxaliplatin, beide vormen van chemotherapie.
Carcinoma in situ
CIS
Een voorstadium van kanker. Het is niet kwaadaardig, maar kan wel kwaadaardig worden.
Cardiotoxiciteit
Schade aan het hart als gevolg van de behandeling van de kanker.
Case-manager
Zorgbemiddelaar, zorgcoördinator
Vast aanspreekpunt voor de patiënt in het ziekenhuis.
Castratie
Orchidectomie, zaadbalverwijdering
Een operatie waarbij de arts de zaadballen (testikels) van een man weghaalt. Zijn lichaam maakt dat bijna geen testosteron meer aan.
Caudaal
Aan de onderkant van een orgaan. Dit zegt iets over de plek van de tumor.
CEA
Carcino-embryonaal antigen, carcinofoetaal antigen
CEA is een tumormarker. Het is een stof die in het bloed kan zitten. Meer CEA in het bloed dan anders wijst soms op kanker of op terugkeer van de kanker.
Cell saver
Een apparaat dat bloed schoonmaakt dat iemand bij een operatie verliest. Daarna kan de patiënt het bloed terugkrijgen.
Chemo-immunotherapie
Een combinatie van chemotherapie en immunotherapie. Chemotherapie is de behandeling van kanker met medicijnen die kankercellen doden of hun celdeling remmen. Immunotherapie helpt het eigen afweersysteem om deze kankercellen op te ruimen.
Chemoradiatie
Chemoradiotherapie, CTR, RCT
Een combinatie van chemotherapie en bestraling. De chemotherapie maakt de kankercellen meer gevoelig voor bestraling. Daardoor is het effect van de behandeling sterker. Het doel van chemoradiatie is om te genezen of om de groei van de kankercellen te remmen.
Chemotherapie
Chemo, chemotherapeutica, CTx, cytostatica
Behandeling van kanker met medicijnen die kankercellen doden of hun celdeling remmen. Deze medicijnen verspreiden zich via het bloed door het lichaam. Ze kunnen op bijna alle plaatsen de kankercellen bereiken.
Chemotherapie-geïnduceerde menopauze
Een vrouw krijgt een behandeling met chemotherapie. Hierdoor komt ze in de overgang.
Chirurg
Chirurg-oncoloog
Een arts die gespecialiseerd is in het uitvoeren van operaties.
Chromosoom
Autosoom, kernlis
In iedere cel zit DNA: het erfelijk materiaal. Het DNA zit verpakt als chromosomen. In iedere cel zitten 46 chromosomen. De helft van de chromosomen komt van de moeder, de andere helft van de vader.
Circumferentiële resectiemarge
Als de arts de tumor verwijderd heeft, is dit de kortste afstand tussen de tumor en een randje gezond weefsel.
Clip
Operatieclip
Bij de operatie plaatst de chirurg kleine metalen staafjes in het gebied waar eerst de tumor zat. Deze staafjes heten clips. De clips helpen de radiotherapeut om heel nauwkeurig te bepalen waar de bestraling moet komen.
Colitis
Darmontsteking, enterocolitis
Een ontsteking van de dikke darm.
Colitis ulcerosa
Chronische ontsteking van de dikke darm.
Co-morbiditeit
Multimorbiditeit
Een persoon heeft 2 of meer ziektes tegelijkertijd.
Complete respons
Na de behandeling is de kanker helemaal weg.
Complicaties
Een patiënt heeft een klacht of probleem gekregen tijdens de behandeling, of door de behandeling.
Concurrente chemoradiatie
Iemand krijgt tegelijkertijd chemotherapie en bestraling.
Conjunctivitis
Bindvliesontsteking
Een ontsteking aan het oog.
Constipatie
Obstipatie, verstopping
Niet vaak genoeg poepen (minder dan 3 keer per week) en/of moeite hebben met poepen. De ontlasting is meestal hard.
Contralateraal
Aan de andere kant.
Contrastuitsparing
Op een foto of scan is op een bepaald plekje geen contrast te zien. Dat betekent meestal dat er een afwijking zit.
Craniaal
Aan de bovenkant van een orgaan. Dit zegt iets over de plek van de tumor
cTNM
De cTNM-score zegt iets over het stadium van de kanker. De arts geeft deze score na lichamelijk onderzoek en beeldonderzoek, zoals de echografie en scans. De c staat voor: clinical/klinisch.
CT-scan
Op een CT-scan zijn organen en weefsels heel precies te zien. Het apparaat maakt gebruik van röntgenstraling en een computer. Ook kankercellen zijn op een CT-scan te zien.
Curatief
Genezend
Een behandeling die als doel heeft te genezen van de kanker.
Curve
Dynamische curve
Met de curve kan de radioloog bepalen of een afwijking op de MRI-scan goedaardig of kwaadaardig is.
Cyste
Een holte gevuld met vocht, lucht of een halfvast materiaal. Een cyste is meestal goedaardig.
Cystitis
Blaasontsteking
Een ontsteking van de blaas.
Cytologie
Cytologisch onderzoek
Onderzoek naar cellen onder de microscoop. De arts haalt de cellen weg via een punctie, met een uitstrijkje of uit lichaamsvloeistoffen zoals urine.
Cytoreductieve chirurgie
CRS, debulking
Tijdens de operatie verwijdert de chirurg al het tumorweefsel dat hij of zij kan zien.
D
Darmobstructie
Darmafsluiting, mechanische ileus
Het voedsel kan niet verder door de darm. Dit komt door een vernauwing of afsluiting van de darm.
De novo mutatie
Spontane genmutatie
Iemand heeft een erfelijke aanleg niet van zijn of haar ouders gekregen. De erfelijke aanleg is nieuw ontstaan.
Defaecatie
Defecatie, stoelgang, poepen
Poepen.
Dehydratie
Uitdroging
Het lichaam heeft te weinig vocht.
Dermatitis
Een ontsteking van de huid.
Desquamatie
Schilfering van de huid, of het vervellen van de huid.
Dexamethason
Een medicijn dat ontstekingen en overgevoeligheidsreacties remt.
DEXA-scan
Botdichtheidsmeting
Een scan die laat zien hoe sterk de botten zijn en of iemand botontkalking heeft.
Diastolische bloeddruk
Onderdruk
De onderdruk bij bloeddruk meten. Dit is het laagste getal bij de bloeddrukmeting.
Differentiaaldiagnose
DD, differentiële diagnose
Een voorlopige diagnose. Op basis van verschillende onderzoeken maakt de arts een lijst met mogelijke aandoeningen. Om de diagnose definitief vast te stellen, is vaak aanvullend onderzoek nodig met een stukje weefsel van de afwijking.
Differentiatiegraad
Bloom en Richardson, graad, gradering, histologische differentiatiegraad, Nottingham score, tumorgraad
Dit geeft aan hoe sterk de kankercellen afwijken van gezonde cellen. Hoe hoger de graad, hoe agressiever de kanker. Agressief betekent dat de tumorcellen snel groeien en dat er een grotere kans is op uitzaaiingen. De patholoog onderzoekt weggehaald weefsel van de tumor om de graad te bepalen.
Diffusie gewogen opname
DWI
Een bepaalde opname van een MRI-scan.
Diffuus
Verspreid.
Distaal
Aan het uiteinde.
DNA
Het DNA is het erfelijk materiaal dat in iedere cel zit. Ouders geven allebei de helft van hun DNA door aan hun kind. Als er in een cel meerdere afwijkingen in het DNA zitten, kan er kanker ontstaan.
DNA mismatch repair gen
MMR-gen
Een gen dat fouten in het DNA kan repareren. Mensen met Lynch-syndroom hebben een afwijking in zo'n gen. Daardoor hebben zij een verhoogde kans op kanker. Vooral op darmkanker en baarmoederkanker.
Doelgebied
Het deel van het lichaam waar de bestraling moet komen.
Doelgerichte therapie
Targeted therapy
Een behandeling met medicijnen die zich specifiek richten op de kankercellen. Doelgerichte therapie blokkeert de groei en de deling van kankercellen. Dit doen ze door de werking van de kankercellen tegen te gaan. De medicijnen verspreiden zich via het bloed door het lichaam.
Dysfagie
Slikproblemen
Problemen met slikken.
Dyspepsie
Indigestie
Problemen met de spijsvertering in de slokdarm, maag of de dunne darm. Mensen hebben dan vaak last van oprispingen, brandend maagzuur, en boeren. Ook misselijkheid en pijn in het bovenste deel van de buik komen voor.
Dysplasie
Er zijn onrustige of abnormale cellen gevonden in het weefsel. Het is geen kanker. Het kan wel een voorstadium van kanker zijn.
Dyspnoe
Benauwdheid, kortademigheid
Iemand heeft moeite met ademhalen.
E
Echogeniciteit
Dit zegt iets over het aantal geluidsgolven van de echografie die terugkaatsen. De teruggekaatste geluidsgolven vormen het echobeeld. De radioloog gebruikt deze term bij het beschrijven van de resultaten van echografie.
Echografie
Echo
Een onderzoek met geluidsgolven. Deze golven zijn niet te horen. De weerkaatsing (echo) van de golven maakt organen en weefsels zichtbaar op een beeldscherm. Zo kan de arts de organen in het lichaam beoordelen en een mogelijke tumor en/of uitzaaiingen zien.
Ejectiefractie
Ejectiefractiebepaling, hartfunctieonderzoek
Dit zegt iets over de werking van het hart en of het hart goed pompt.
Electieve bestraling
Bestraling na de operatie. Deze bestraling is uit voorzorg, om kankercellen te doden die misschien na de operatie zijn achtergebleven.
Elektrolyt
Mineralen en zouten in het bloed en in andere lichaamsvloeistoffen.
Endoscopie
De arts kijkt met een bestuurbare slang (endoscoop) naar de binnenkant van de organen.
Entmetastase
Een uitzaaiing die is ontstaan bij versleping van tumorweefsel tijdens een onderzoek of een behandeling.
Epidurale pijnstilling
Ruggenprik
Verdoving of pijnstilling voor een deel van het lichaam via een prik of infuus in de rug.
ERAS
Enhanced Recovery After Surgery
Een herstelprogramma voor de patiënt na de operatie, waardoor het herstel sneller gaat.
Erytheem
Roodheid, rode plekken
De huid is rood of heeft rode plekken.
Exenteratie
Een uitgebreide operatie. Bij een exenteratie haalt de arts organen en klieren uit het onderste deel van de buik weg. Het gaat vaak om de endeldarm en de blaas. Bij vrouwen kan de arts ook de baarmoeder en andere organen weghalen.
Expressie
Een gen in een cel is actief. Ieder gen zorgt voor een bepaalde eigenschap op functie van de cel. Alle cellen hebben dezelfde genen. Maar in verschillende soorten cellen zijn verschillende genen actief. Ze komen dan tot expressie.
Extramurale vasculaire invasie
EMVI
De tumor dringt een bloedvat binnen.
Extranodale groei
Extracapsulaire groei, extracapsulaire uitbreiding, kapseldoorbraak
De uitzaaiing in de lymfeklier groeit door de wand van de lymfeklier heen.
F
Familieanamnese
De arts vraagt naar de medische voorgeschiedenis van de familie, en of kanker in de familie voorkomt.
Fascie
Fascia, peesblad
Vliezen van bindweefsel tussen en rond spieren, botten en holtes in het lichaam.
FDG
18F-FDG, fluorodexyglucose
Dit is een radioactieve vloeistof die kankercellen zichtbaar maakt op de PET-scan.
FDG-avide
Een FDG-avide tumor neemt contrastvloeistof met FDG op. Zo is de tumor op de PET-scan te zien.
Febriele neutropenie
Koorts en een laag aantal witte bloedcellen.
Fertiliteitsarts
Arts voortplantingsgeneeskunde
Een arts die deskundig is op het gebied van vruchtbaarheid.
Fibrose
Vorming van bindweefsel. Fibrose kan ontstaan door een litteken. Bijvoorbeeld na een operatie of bestraling.
Fistel
Pijpzweer
Een nieuw ontstaan kanaaltje binnen in het lichaam dat na een ontsteking kan ontstaan.
Follikel stimulerend hormoon
FSH
Een hormoon dat een belangrijke rol speelt bij de aanmaak van geslachtshormonen. Bij vrouwen zorgt dit hormoon voor de groei van eicellen en bij mannen voor een aanmaak van zaadcellen. Een arts kan het FSH meten in het bloed en bepalen of een vrouw in de overgang is. Als een vrouw in de overgang is, heeft zij meer FSH in het bloed.
Follow-up
Controle, FU, na-controle
Dit is de tijd na behandeling waarin de arts controleert of de kanker wegblijft en of er klachten zijn.
Fotonentherapie
Een vorm van bestraling met deeltjes die fotonen heten. Dit is de meest voorkomende soort bestraling.
Fracties
Fx
Het aantal keer dat iemand bestraling krijgt. Iedere bestralingsessie is een fractie.
Fusie-biopsie
Een techniek om heel gericht een biopsie te doen. Bij een biopsie haalt de arts een stukje weefsel weg uit een afwijking. De arts kijkt op een eerder gemaakte scan om te kijken waar hij of zij precies moet prikken. Tijdens de biopsie wordt een echo gemaakt.
G
G8-score
Deze score zegt iets over de fitheid van een oudere patiënt. De arts of verpleegkundige stelt de patiënt hiervoor 8 vragen.
Gadolinium
Een soort contrastmiddel voor de MRI-scan
Gastro-intestinale klachten
Maag-darmklachten
Klachten van de maag en darmen.
Gastroparese
Vertraagde maaglediging
Het voedsel blijft langer in de maag dan normaal door een tijdelijke of blijvende storing in de bewegingen van de wand van de maag.
G-CSF
Een medicijn dat ervoor zorgt dat het beenmerg meer witte bloedcellen aanmaakt.
Geïsoleerde tumorcellen
Noi+, i+
Hele kleine uitzaaiingen van de tumor. Ze zijn kleiner dan 0,2 millimeter. Deze kleine uitzaaiingen hebben vaak geen extra behandeling nodig.
Gemetastaseerd
Uitgezaaid
Er zitten kankercellen op een andere plek in het lichaam dan waar de kanker begonnen is.
Gen
Een gen is een stukje DNA. Elk gen bevat informatie over een bepaalde eigenschap of functie.
Genetische variatie
Een verandering in een gen.
Graad 1
Goed gedifferentiëerd, laaggradig De kankercellen lijken nog gezonde cellen. Ze zijn niet agressief en groeien langzaam.
Graad 2
Matig gedifferentiëerd De kankercellen groeien en delen sneller dan gezonde cellen. Ze lijken minder op de gezonde cellen.
Graad 3
Hooggradig, slecht gedifferentiëerd, weinig gedifferentiëerd De kankercellen groeien en delen snel. Ze lijken niet meer op gezonde cellen.
Granuloom
Een reactie van het afweersysteem op een ontsteking. Onder de microscoop is een hoopje afweercellen te zien.
Gray
Gy
Een maat voor de hoeveelheid straling tijdens de behandeling met bestraling. Hoe hoger het aantal Gray, hoe hoger de hoeveelheid straling.
H
Hamartoom
Een bepaald soort goedaardige tumor.
Hand-voetsyndroom
Palmoplantaire erythrodysesthesie
Pijnlijke, dikkere handen en voeten. Vaak is de huid droog, rood verkleurd en voelt de huid strak aan. Ook kan iemand blaren hebben. Dit kan een bijwerking zijn van bepaalde soorten chemotherapie.
Hematogene metastasering
Een uitzaaiing van kanker via de bloedvaten. Hematogeen betekent: via het bloed.
Hematoom
Blauwe plek, bloeduitstorting
Een blauwe plek.
Hemorragische diathese
Een hogere kans op bloedingen door een tekort aan bloedplaatjes.
Hernia cicatricalis
Littekenbreuk
Een litteken in de wand van de buik is kapot gegaan. Dit zorgt voor een zwakke plek in de buikwand. De huid is zelf nog heel. Door de zwakke plek kan de buikinhoud uitpuilen, dat ziet eruit als een bult. Een littekenbreuk verdwijnt nooit vanzelf en kan soms groter worden.
Herstadiëring
Opnieuw bepalen in welk stadium de kanker is.
HIPEC
HIPEC-behandeling, hypertherme intraperitoneale chemotherapie
Een behandeling met chemotherapie in de buik, aan het einde van de operatie. De arts spoelt arts de buikholte met een warme vloeistof waar een hoge dosis chemotherapie in zit. Het doel is om onzichtbare kankercellen in de buikholte te doden.
Histologie
Histologisch onderzoek, weefselonderzoek
Onderzoek van weefsel met behulp van microscoop dat is weggehaald uit een (mogelijke) tumor.
Hormoonresistent
De tumor reageert niet meer op de behandeling met anti-hormonale therapie.
Hyperdens
Weefsel dat heel dicht op elkaar zit.
Hyperpigmentatie
Pigmentstoornissen
Bij hyperpigmentatie zit er te veel pigment in de huid. Hierdoor is de huid donkerder van kleur.
Hypertensie
De bloeddruk is (te) hoog.
Hyperthermie
Een behandeling die een deel van het lichaam warm maakt. De warmte zorgt ervoor dat de kankercellen meer gevoelig zijn voor bestraling of voor chemotherapie.
Hypertonie
De spanning in de spieren is (te) hoog.
Hypervasculair
Er zijn veel bloedvaten in de buurt van de tumor.
Hypodens
Weefsel dat niet zo dicht op elkaar zit.
Hypofractionering
De patiënt krijgt minder vaak bestraling. De hoeveelheid straling per keer is wel iets hoger. De patiënt hoeft daardoor minder vaak naar het ziekenhuis te komen voor de bestraling.
Hypotensie
De bloeddruk is (te) laag.
Hypovasculair
Er zijn weinig bloedvaten in de buurt van de tumor.
I
IBD
Chronische darmontsteking, inflammatory bowel disease
Een langdurige ontsteking van de darm.
Iliaca interna
Deze slagader brengt zuurstofrijk bloed naar de organen in de onderbuik en naar de benen.
Immunohistochemie
Onderzoek onder de microscoop dat uitwijst of er in het weggehaalde weefsel bepaalde eiwitten zitten. Dit kan belangrijk zijn voor de behandeling van kanker met medicijnen.
Immunotherapie
Een behandeling met medicijnen die het afweersysteem activeren. Zo kan het afweersysteem de kankercellen aanvallen.
Incontinentie
De urine (plas) of de ontlasting (poep) niet kunnen ophouden.
Induratie
Verharding van weefsel door de vorming van bindweefsel. Vaak komt dit door infectie of een tumor.
Inflammatie
Ontsteking
Ontsteking.
Inguinaal
In de lies of bij de lies. De lies is de binnenkant van het bovenbeen, net onder de geslachtsdelen.
Inoperabel
Het is niet mogelijk om een operatie te doen. Bijvoorbeeld omdat de gezondheid van de patiënt niet goed genoeg is, of omdat de tumor te groot is om veilig weg te halen.
Insufficiëntiefractuur
Fractuur betekent dat het bot gebroken is. Bij een insufficiëntiefractuur is het bot gebroken doordat het te zwak was. Een bot kan zwak worden door uitzaaiingen, of door botontkalking (osteoporose).
Interne sfincter
De binnenste kringspier van de anus (het poepgat).
Internist-oncoloog
Kankerspecialist, medisch oncoloog, oncoloog
Een arts die gespecialiseerd is in kanker. Deze arts geeft de behandeling met chemotherapie, anti-hormonale therapie, doelgerichte therapie en immunotherapie. Bij uitgezaaide kanker is de internist-oncoloog vaak de hoofdbehandelaar.
Interventieradioloog
Een arts die gespecialiseerd is in behandeling door de huid heen tot in de tumor of via bloedvaten. Hierbij geeft de arts een behandeling met kleine prikgaatjes in de huid. Tijdens de behandeling gebruikt de arts radiologische beelden zoals een scan om de binnenkant van het lichaam te bekijken.
Intra-abdominaal abces
Een holte gevuld met pus of etter in de buik.
Intramammaire lymfeklier
Dit is een lymfeklier die zichtbaar kan zijn op de foto's en scans. Meestal gaat het om een goedaardige bevinding.
Intramusculair
In de spier.
Intraveneus contrast
De patiënt krijgt contrastvloeistof toegediend in een bloedvat tijdens een scan. Zo zijn de bloedvaten goed te zien op de beelden.
Intraveneuze toediening
Toediening van vocht of medicijnen via een bloedvat
Intravesicaal
In de blaas.
Invasiediepte
Hoe diep de tumor in het weefsel groeit.
Invasief
Invasie, ingroei
De kanker kan andere weefsels binnendringen. Ook kan de tumor dan uitzaaien naar andere organen.
IORT
Intra-operatieve radiotherapie
Bestraling tijdens de operatie. Hierdoor komt de straling direct op het orgaan waar eerst de tumor zat. De straling hoeft niet door de huid heen. Hierdoor is een hoge dosis straling mogelijk.
Ischemie
Afsterven
Er komt te weinig bloed in een orgaan door een probleem in de slagader. Hierdoor komt er niet genoeg zuurstof en voedingstoffen bij het orgaan om goed te werken. Het orgaan of een deel hiervan kan afsterven.
K
Kanker
Carcinoom, kwaadaardig gezwel, maligne, maligne neoplasma, maligniteit
Een kwaadaardige tumor. Kankercellen groeien en delen sneller dan gezonde cellen. Kankercellen kunnen ook uitzaaien naar andere delen van het lichaam.
Karnofsky-score
Performance scale
Deze score geeft aan hoe goed iemand voor zichzelf kan zorgen.
Klierstations
Dit zijn gebieden in het lichaam waar lymfeklieren bij elkaar liggen. Bijvoorbeeld in de hals, onder de oksels, bij het borstbeen, laag in de buik en bij de bovenbenen.
Klieven
Doorsnijden.
Klinisch geneticus
Een arts die deskundig is op het gebied van erfelijkheid en erfelijke ziektes.
Klinische genetica
KG
Een afdeling in het ziekenhuis voor onderzoek naar erfelijkheid.
KRAS-mutatie
Een afwijking in het KRAS-gen. Dit kan een oorzaak zijn voor bepaalde soorten kanker.
Krukenberg-tumor
Een tumor in de eierstokken. De tumor is op een andere plek in het lichaam ontstaan en is uitgezaaid naar de eierstokken.
Kwadrant
Quadrant
De 4 kanten van een orgaan. Met het kwadrant zegt de arts in welk deel van het orgaan de tumor zit.
L
Laesie
Haard
Afwijkend weefsel.
Lamelleren
De tumor in dunne plakjes snijden om te laten onderzoeken onder de microscoop.
Laparoscopie
Kijkoperatie
Een operatie met kleine sneetjes in de huid waarbij de arts met hulp van een camera in de buik of borst kan kijken en kan opereren.
Laparotomie
Openbuikoperatie
Een open operatie van de buik. Tijdens deze operatie maakt de arts de buik open met een grote snee.
Lateraal
Aan de buitenkant of zijkant.
Laterale klieren
Lymfeklieren die aan de zijkant of buitenkant zitten.
Laxantia
Laxeermiddel
Een middel dat de ontlasting zacht maakt. Hierdoor kan iemand beter peopen.
Levator ani
Bekkenbodemspier
Een grote spier onderin de buik.
Levercysten
Holtes in de lever die gevuld zijn met vocht.
Leverhemangioom
Een goedaardig gezwel in de lever.
Leverlaesie
Weefsel in de lever dat er anders uitziet dan normaal.
Levermetasectomie
Een operatie waarbij de arts uitzaaiingen in de lever weghaalt.
LHRH-agonisten
Buselerine, goselerine, leuproreline, triptoreline
Een vorm van anti-hormonale therapie. Dit medicijn remt de aanmaak van hormonen. Dit medicijn geeft de arts met een injectie. Iedere maand of iedere 3 maanden is een nieuwe injectie nodig.
Li
Linker, links
Linker of links.
Ligament
Pees
Band van bindweefsel dat om een gewricht zit.
Locoregionaal
Op de plek van de tumor en eromheen.
Locoregionaal recidief
Lokaal recidief, LR
De tumor komt terug op dezelfde plek, nadat deze al is weggehaald.
Lokaal
Focaal, plaatselijk
Op 1 plaats, alleen op de plek van de tumor of het orgaan zelf.
Lokaal voortgeschreden
De tumor wordt groter en groeit in organen in de buurt.
Longembolie
Afsluiting van de longslagader, bloedprop in een bloedvat van de longen Een bloedvat in de longen zit verstopt door een bloedprop. Er kan minder zuurstof naar de longen en de patiënt voelt zich benauwd.
Longfoto
Thoraxfoto
Een röntgenfoto van de longen.
Longhilum
Hilum pulmonis
De opening in het longvlies waar bloedvaten, lymfevaten en luchtwegen doorheen gaan.
Longitudinaal
Lengterichting
In de lengte.
Longnoduli
Longnodi
Bolvormige afwijkingen in de longen. Deze kunnen wijzen op uitzaaiingen in de longen, maar kunnen ook goedaardig zijn.
Longvlies
Pleura pulmonalis
Het vlies rondom de longen.
Lymfadenopathie
Vergrote of opgezette lymfeklieren.
Lymfangio-invasieve groei
De kanker groeit in een bloedvat of in een lymfevat.
Lymfeklier macrometastase
Lymfekliermetastase
In een lymfeklier is een grotere uitzaaiing gevonden.
Lymfeklier micrometastase
In een lymfeklier is een kleinere uitzaaiing gevonden.
Lymfevatinvasie
De kanker groeit de lymfevaten in.
Lymfklier-geïsoleerde tumorcellen
In een lymfeklier zijn een paar kankercellen gevonden.
Lymfocytaire respons
Intratumorale lymfocyten, TILs
In welke mate het afweersysteem de kankercellen aanvalt. En hoeveel afweercellen (lymfocyten) in de buurt van de kankercellen zitten. Dit is meestal een percentage.
Lymfoedeem
Ophoping van vocht in de lymfevaten. Daardoor zwelt het weefsel op.
Lymfogeen
Een verplaatsing in het lichaam via de lymfevaten. Dit kan een uitzaaiing zijn.
Lymfovasculaire invasie
Er zitten kankercellen in het bloed of in de lymfe.
Lythische uitzaaiing
Osteolytische uitzaaiing
Een uitzaaiing in de botten. De uitgezaaide kankercellen breken het bot af. Het bot wordt daardoor zwak en broos.
M
Macrometastase
Uitzaaiingen in de lymfeklieren die groter zijn dan 2 millimeter.
Macroscopisch
Met het blote oog te zien.
Mediaal
Dichtbij het midden van het orgaan. Dit zegt iets over de plek van de tumor.
Mediastinum
De ruimte tussen de longen, het borstbeen en de wervelkolom. In deze ruimte zitten het hart, de luchtpijp, de slokdarm, de aorta, een aantal grote bloedvaten, lymfeklieren en zenuwen.
Meerveldentechniek
Er komt van verschillende kanten bestraling op de tumor of op het orgaan waar de tumor eerst zat. Met de meerveldentechniek komt er minder straling in het gezonde weefsel eromheen.
Metabole activiteit
Accumulatie, uptake
Op de PET-scan is te zien dat een plek in het lichaam het ingespoten radioactief materiaal opneemt. Deze plek kan goedaardig zijn, of kwaadaardig. De arts kijkt ook naar andere kenmerken om te bepalen of het om kanker gaat.
Metabool sydroom
Klachten door problemen met de stofwisseling. Stofwisseling is de verbranding in het lichaam.
Metachrone metastasen
Uitzaaiingen die ontstaan zijn na de diagnose van de kanker.
Metastasectomie
Een operatie waarbij de arts uitzaaiingen weghaalt.
Microdissectie
Een techniek die een patholoog gebruikt bij het onderzoek van kankercellen onder de microscoop. Met microdissectie kan de patholoog verschillende cellen van elkaar losmaken en onderzoeken.
Micrometastase
Uitzaaiingen van de kanker in de lymfeklieren. Deze zijn heel klein. Ze zijn tussen de 0,2 en 2 millimeter groot.
Microscoop
Een apparaat dat dingen heel veel groter laat zien. Daardoor is bijvoorbeeld te zien hoe cellen van het lichaam er uit zien. De arts gebruikt dit voor onderzoek.
Mictie
Plassen, urineren
Plassen.
Minimaal invasief
Een onderzoek of operatie waarbij de patiënt zo min mogelijk wordt belast.
Moleculaire pathologie
De arts onderzoekt het DNA van de cellen uit het weggehaalde weefsel. De arts kijkt ook of er bepaalde afwijkingen in het DNA zitten.
Morfologie
De vorm en bouw van iets.
MRI-scan
Een onderzoek met een scan waarmee de arts afbeeldingen van de binnenkant van het lichaam maakt. De scanner bestaat uit een tunnel en werkt met magneten. Op de afbeeldingen zijn organen en weefsels te zien, en ook een tumor en/of uitzaaiingen.
Mucineus carcinoom
Tussen de cellen in de tumor zit veel slijm. Mucineus betekent slijmvormend.
Mucosa
Slijmvliezen
Een dunne laag cellen die slijm aanmaken.
Mucus
Slijm
Glibberige vloeistof die wordt gemaakt in de slijmvliezen in het lichaam. Mucus beschermt en smeert de bekleding van bepaalde organen en holtes in het lichaam.
Multidisciplinair overleg
MDO
Een overleg tussen verschillende artsen, verpleegkundigen en andere zorgverleners die deskundig zijn op een bepaald soort kanker. Zij bekijken samen wat de beste behandeling voor iemand is.
Multifocaal
De kanker zit op meer dan 1 plek.
Mutatie
Afwijking, pathogene variatie, wijziging
Een fout in het DNA. Deze fout kan een ziekte veroorzaken, of voor een verhoogde kans op een ziekte zorgen.
Myalgie
Spierpijn
Pijn aan de spieren.
N
Necrose
Afsterven
Doodgaan van weefsel of cellen.
Neo-adjuvant
Inductief
Een behandeling vóór de hoofdbehandeling. Meestal gaat het om een behandeling voor de operatie. Het doel is het kleiner maken van de tumor. De arts kan daardoor de tumor beter weghalen. Een ander doel is om hele kleine uitzaaiingen stuk te maken. Er is dan minder kans op terugkeer van de tumor.
Neuro-endocriene kenmerken
Kenmerken van een tumor die horen bij een neuro-endocriene tumor. Deze tumor maakt hormonen aan.
Neuropathie
Zenuwschade
Tintelingen en pijn aan de zenuwen in de handen of voeten. Ook kan iemand minder gevoel in de handen of voeten hebben, of een branderig gevoel.
Neurotoxiciteit
Schade aan het zenuwstelsel als gevolg van de behandeling van de kanker.
Neusmaagsonde
NMS
Een sonde is een slangetje. Dit slangetje gaat via de neus en de slokdarm naar de maag. Door het slangetje komen voedsel en medicijnen in de maag. Via het slangetje kan ook de maag leeggemaakt worden.
Neutrale variatie
Onschuldige variant, polymorfisme
Een verandering in het DNA die vaak voorkomt en die meestal geen ziekte veroorzaakt, of de kans op een ziekte verhoogt. Een onschuldige afwijking in het DNA dus.
Neutropenie
Te weinig witte bloedcellen. Witte bloedcellen zijn belangrijk voor bescherming tegen infecties. Patiënten met een neutropenie zijn extra vatbaar voor infecties.
Niet-invasief
De kanker kan andere weefsels niet binnendringen. Ook kan de tumor niet uitzaaien naar andere organen.
No evidence of disease
NED
De arts ziet geen kanker of uitzaaiingen meer in het lichaam.
Nodus
Noduli, nodulus
Een knobbel of knobbeltje.
Nomogram
Hulpmiddel om kansen uit te rekenen.
NSAID
Non-steroidal anti-inflammatory drugs, ontstekingsremmende pijnstillers
Een soort pijnstiller die ook ontstekingen in het lichaam remmen. Voorbeelden zijn ibuprofen of diclofenac.
Nucleair geneeskundige
Dit is een arts die gespecialiseerd is in beeldvormende onderzoeken met radioactieve stoffen. Dat zijn onderzoeken die de binnenkant van het lichaam in beeld brengen.
O
Obstruerend
Iets zorgt voor verstopping.
Oligo-uitzaaiingen
Oligo betekent weinig. Als het om 1 tot 3 uitzaaiingen gaat, heet dat oligo-uitzaaiingen.
Omslagplooi
Peritoneale omslagplooi
Een plooi van het buikvlies in het kleine bekken. Het kleine bekken is de ruimte tussen de heupen, het schaambeen en het stuitje.
Oncologieverpleegkundige
Verpleegkundige die deskundig is op het gebied van kanker.
Orale mucositis
Oromucositis
Ontsteking van het slijmvlies van de mond.
Os coccygis
Staartbeen, stuitje
Het staartbeen of stuitje.
Ossaal
In de botten.
Osteoporose
Botontkalking, broze botten
Het bot heeft te weinig kalk. Hierdoor is er een grotere kans dat het bot breekt.
Ostium
Een opening of ingang.
Overerving
Het doorgeven van een erfelijke aanleg van ouder op kind.
Oxaliplatine
Een soort chemotherapie.
P
Palliatief
Palliatief betekent dat de ziekte niet meer te genezen is. Degene met kanker kan niet meer beter worden. De behandeling heeft als doel om de ziekte te remmen en/of te zorgen voor zo min mogelijk klachten. Hierbij gaat het vooral om kwaliteit van leven.
Palliatieve zorg
Behandeling en zorg voor iemand die niet meer beter kan worden.
Palpabel
Een zwelling of een bultje dat met de hand door de huid heen te voelen is.
Para-aortaal
Langs de lichaamsslagader (aorta).
Para-iliacaal
Langs de grote bloedvaten in de benen.
Parasternaal
Achter of naast het borstbeen.
Parenchym
Een orgaan bestaat uit verschillende soorten cellen. De actieve cellen die de werking van het orgaan uitvoeren, heten het parenchym.
Partieel
Gedeeltelijk
Een deel van een orgaan, een weefsel of een tumor.
Partiële respons
Na de behandeling is de kanker voor een deel weg.
Pathologie-onderzoek
PA, PAO, pathologische anatomie, pathologisch onderzoek
Onderzoek van het weggehaalde weefsel en cellen, vaak met een microscoop.
Pathologisch bewezen
PA-bewezen
In het weggehaalde weefsel zijn daadwerkelijk kankercellen gevonden.
Pathologische aankleuring
Op een scan van de tumor is een afwijking te zien die er ander uitziet dan het weefsel wat er om heen ligt.
Pathologische respons
EUSOMA, mate van respons, PINDER, RCB
Hoe goed kankercellen hebben gereageerd op een voorbehandeling vóór een operatie. De patholoog bepaalt dit door onder de microscoop het weefsel te onderzoeken dat bij de operatie is weggehaald.
Patholoog
Klinisch patholoog, patholoog-anatoom
Arts die deskundig is op onderzoek naar weggenomen weefsels en cellen onder de microscoop en daarmee de diagnose stelt.
Pectoralis
Achter de borsten zitten de grote borstspieren. Dit zijn de pectoralis spieren.
Pelvic lymphe node dissection
PLND
Het weghalen van de lymfeklieren uit het kleine bekken. Het kleine bekken is de ruimte tussen de heupen, het schaambeen en het stuitje.
Penetrantie
Dit is het risico dat iemand met een erfelijke aanleg ook echt de ziekte krijgt. Bijvoorbeeld: een penetrantie van 50% betekent dat de helft van de mensen met een bepaalde erfelijke aanleg daadwerkelijk de ziekte krijgen.
Percutaan
Door de huid heen.
Percutaneous tibial nerve stimulation
PTNS
De arts stimuleert de zenuw in het onderbeen. Dit doet hij met kleine elektrische prikkelingen. Dit heet neurostimulatie. Door het prikkelen van deze zenuwen gaat er een signaal naar de blaas. Hierdoor trekt de blaas zich niet meer ongewenst samen en kan de normale blaasfunctie zich herstellen.
Periclaviculaire lymfeklierregio
Periclaviculair betekent rondom het sleutelbeen. Het gaat om de lymfeklieren rondom het sleutelbeen.
Perimenopauzaal
De periode waarin een vrouw in de overgang is.
Perimenopauzaal bij diagnose
Op het moment dat de arts de diagnose stelt, is de vrouw in de overgang.
Perineurale invasie
De tumor groeit langs de zenuwen.
Peritoneale metastase
Buikvlieskanker, peritonitis carcinomatosa
Een uitzaaiing van kanker op het buikvlies.
PET-CT scan
Een PET-CT-scan is een PET-scan en een CT-scan ineen. Deze scan kan uitzaaiingen van kanker opsporen. Voor de scan krijgt de patiënt een licht radioactieve stof in het lichaam gespoten. Waar het stofje op de foto te zien is, zit mogelijk kanker.
Plastisch chirurg
Arts die ervoor zorgt dat een orgaan of een stuk weefsel na een operatie hieraan weer de goede vorm en/of functie krijgt.
Plaveiselcelcarcinoom
Plaveiselcelkanker
Kanker die ontstaat uit plaveiselcellen. Plaveiselcellen zitten in de huid, maar ook in het hoofd, de hals en in de longen.
Pleuravocht
Vocht achter de longen
Er zit vocht opgehoopt rondom de longen.
Plexus
Netwerk van zenuwen.
Pneumonie
Longontsteking
Een ontsteking van de longen.
Poliep
Een goedaardig bobbeltje op het slijmvlies.
Poliepectomie
Poliepverwijdering
Een operatie waarbij de arts een poliep weghaalt.
Polygenic risk score
PRS
Een schatting van het risico op kanker door een erfelijke aanleg. Deze score is een optelsom van meerdere losse risico's door verschillende afwijkingen in iemands genen.
Posterieur
Aan de achterkant.
Posterieure geluidstransmissie
Dit zijn kenmerken van de geluidsgolven bij een echografie. Met deze kenmerken kan de radioloog onderscheid maken tussen een goedaardige en een kwaadaardige afwijking. Bij een kwaadaardige afwijking gaat het om kanker.
Postmenopauzaal
De periode nadat een vrouw in de overgang is geweest.
Postmenopauzaal bij diagnose
Op het moment dat de arts de diagnose stelt, is de vrouw in de overgang geweest.
Post-operatief
Nadat de operatie is gebeurd.
Prednison
Een medicijn dat ontstekingen en overgevoeligheidsreacties remt.
Predominante differentiatiegraad
De differentiatiegraad die de meeste cellen van de tumor hebben. De differentiatiegraad geeft aan hoe agressief de kankercellen zijn.
Preïmplantatie genetische test
PGT, embryoselectie
Een techniek waarmee een ouder met een erfelijke aanleg voor een ziekte dit niet doorgeeft aan het kind. De bevruchting gebeurt met IVF, in een reageerbuis. De arts onderzoekt welke embryo's de erfelijke aanleg niet hebben. Zo'n embryo plaatst de arts in de baarmoeder.
Premature menopauze
Vervroegde overgang
Een vrouw komt op jonge leeftijd in de overgang.
Premenopauzaal
De periode voordat de vrouw in de overgang komt.
Premenopauzaal bij diagnose
Op het moment dat de arts de diagnose stelt, is de vrouw nog niet in de overgang.
Prenatale diagnostiek
PD, prenataal onderzoek, zwangerschapscontrole
Een onderzoek om tijdens de zwangerschap een erfelijke aandoening op te sporen bij een ongeboren kind.
Pre-operatief
Voor de operatie.
Presacraal
Iets ligt voor het sacrum (het heiligbeen).
Proctitis
Endeldarmontsteking
Ontsteking van de endeldarm.
Profylactisch
Preventief
Een behandeling uit voorzorg, om een bepaalde ziekte te voorkomen.
Progressie
Tumorprogressie, vooruitgang
De ziekte neemt toe.
Proliferatie
Celproliferatie, KI67, MIB1, proliferatiemarker
Hoe snel de kankercellen delen. Dit is meestal een percentage. Hoe hoger het percentage, des te sneller de kankercellen delen.
Protonentherapie
Protonenbestraling
Een vorm van bestraling met deeltjes die protonen heten. Protonen geven hun straling meer precies af dan fotonen. Dit zorgt ervoor dat er minder straling op het gezonde weefsel komt. Zo is de kans kleiner dat iemand na de bestraling last heeft van bijwerkingen.
Proximaal
Aan het begin.
Pruritus
Jeuk, kriebel
Jeuk of een kriebelig gevoel op de huid.
Pseudomyxoma peritonei
PMP
Een erg zeldzame vorm van kanker waarbij er slijm en kankercellen die slijm maken in de buikholte zitten.
pTNM
De pTNM-score zegt iets over het stadium van de kanker. De patholoog geeft deze score na het onderzoeken van de tumor in het weggehaalde weefsel bij de operatie. De p staat voor: pathologie.
Pulmonale noduli
Longknobbeltje
Een knobbeltje in de longen. Het kan goedaardig zijn of kwaadaardig.
Punctie
Bij een punctie zuigt de arts cellen en/of vocht op uit de afwijking. Dat gebeurt met een dunne, holle naald. Een verdoving is meestal niet nodig.
R
R0 resectie
Radicale resectie, snijvlak vrij
Na de operatie kijkt de arts of er kankercellen zitten in de randen van het weggehaalde weefsel. R0 betekent dat er geen kankercellen zitten in de snijranden. De kans is groot dat bij de operatie alle kankercellen zijn weggehaald.
R1 resectie
Na de operatie kijkt de arts of er kankercellen zitten in de randen van het weggehaalde weefsel. R1 betekent dat er in de snijranden kankercellen zitten die alleen met de microscoop te zien zijn.
R2 resectie
Irradicale resectie, snijvlak niet vrij
Na de operatie kijkt de chirurg of er kankercellen zitten in de randen van het weggehaalde weefsel. R2 betekent dat de chirurg in de snijranden kankercellen kan zien.
Radiatie-geïnduceerd
De behandeling met bestraling heeft iets veroorzaakt. Bijvoorbeeld een bijwerkingen door de bestraling.
Radiatiemucositis
Ontsteking van het slijmvlies door bestraling.
Radiatie-oesophagitis
Een ontsteking van de slokdarm. Dit komt door de bestraling.
Radiatiepneumonie
Een longontsteking die komt door de bestraling.
Radiatieschade
Betralingsschade
Schade aan het lichaam door de bestraling.
Radiofrequente ablatie
RFA, warmtebehandeling
Behandeling die de tumor met hitte kapot maakt. Radiofrequent betekent dat de arts gebruik maakt van radiogolven. Ablatie betekent verwijderen van weefsel.
Radioloog
Deze arts die gespecialiseerd is in beeldvormend onderzoek, zoals scans en de echo.
Radiotherapeut
Bestralingsarts, radiotherapeut-oncoloog
Een arts die gespecialiseerd is in de behandeling met bestraling.
Rash
Huiduitslag
Op de huid zitten rode vlekken of bultjes die kunnen jeuken.
RAS-mutatie
Een afwijking in het RAS-gen. Dit kan een oorzaak zijn voor bepaalde soorten kanker.
Re
Rechter, rechts
Aan de rechterkant.
Reactief
Reactie van weefsel op een prikkel.
Recidief
Terugkeer
De kanker is weer teruggekomen na een eerdere behandeling.
Rectaal toucher
Rectaal onderzoek
Via de anus brengt de arts een vinger in het rectum (de endeldarm). Dit is het uiteinde van de dikke darm. Zo kan de arts voelen of er afwijkingen in de endeldarm of bij de anus zitten. En of de prostaat vergroot is (bij mannen).
Regionaal
In de buurt van.
Regressie
De ziekte neemt af.
Regressiegraad
TRG, tumor regression grade
In welke mate de kankercellen afsterven door een behandeling.
Remissie
De ziekte is onder controle.
Representatief
Het weggehaalde weefsel dat de patholoog onderzoekt, geeft een goed beeld van de tumor. Het verwijderde weefsel is representatief voor de hele tumor.
Resectie
Excisie, operatieve verwijdering, uitsnijden
Het weghalen van tumorweefsel met een operatie.
Resectiemarge
Chirurgische marge, tumorvrije marge
De afstand tussen de tumor en de rand van het weggehaalde weefsel.
Resectievlak
Snijrand, snijvlak
De buitenrand van het weggehaalde weefsel.
Respons
Reactie
Het effect van een behandeling op de kankercellen.
Responsbeoordeling
Responsevaluatie
De arts beoordeelt of de behandeling tegen de kanker gewerkt heeft.
Revisie
Opnieuw de resultaten van een onderzoek bekijken.
Rhinitis
Ontsteking van het slijmvlies van de neus.
Risico-organen
De organen die in de buurt van de tumor liggen en ook straling krijgen tijdens de behandeling met bestraling. Dit kan schade aan die organen veroorzaken.
S
Sacrum
Heiligbeen
Het heiligbeen, een bot onderaan de wervelkolom.
Schildwachtklier
Poortwachterklier, sentinel node, SN, SWK
De schildwachtklier is de lymfeklier die als eerste het lymfevocht uit de tumor opvangt. Sommige soorten kanker zaaien als eerste uit naar de lymfeklieren. De schildwachtklier is de eerste lymfeklier waarin de uitgezaaide kankercellen terecht komen.
Schildwachtklierprocedure
Poortwachtersklierprocedure, sentinel lymph node biopsy, sentinel node procedure
Een schildwachtklierprocedure is een operatie waarbij de chirurg de schildwachtklier opzoekt en verwijdert. Doel van dit onderzoek is om uitzaaiingen in de lymfeklieren zo vroeg mogelijk te ontdekken.
Sclerotische uitzaaiing
Osteoblastische uitzaaiing
Een uitzaaiing in de botten waarbij de kankercellen ervoor zorgen dat er meer bot ontstaat. Hierdoor wordt het bot heel hard.
Scopie
Kijkonderzoek
Onderzoek of behandeling waarbij de arts met een camera de binnenkant van het lichaam bekijkt.
Second opinion
Tweede mening
Een tweede, onafhankelijke mening over de behandeling van een andere arts in een ander ziekenhuis.
Sedatie
Roesje
Een lichte narcose waardoor iemand minder last heeft van een onderzoek of behandeling.
Seminoom
Deze soort kanker komt uit cellen die anders zaadcellen (sperma) zouden worden.
Sequentiële chemoradiatie
Iemand krijgt eerst bestraling en dan chemotherapie, of andersom.
Seroom
Wondvochtophoping
Een zwelling met vocht die na de operatie kan ontstaan. Uit de operatiewond komt vocht, dat is normaal. In de eerste dagen na de operatie voert een drain (slangetje) het operatievocht af. Vaak wordt het vocht vanzelf minder. Maar soms ontstaat er een zwelling met vocht. Dan kan het nodig zijn om het vocht weg te zuigen met een punctie.
Shared decision making
Gezamenlijke besluitvorming, samen beslissen, SDM
De arts en de patiënt kiezen samen welke behandeling de patiënt krijgt.
Sondevoeding
Enterale voeding
Kunstvoeding dat via een slangetje in de maag komt. Dit is voor mensen die moeite hebben met eten of die weinig voedingsstoffen binnenkrijgen.
Spijsverteringskanaal
De weg die eten aflegt in het lichaam, van mond naar de maag en darmen.
Stadiëringsonderzoek
Herstadiëring, TNM
Dit onderzoekt geeft aan in welk stadium de kanker is. Het stadium zegt iets over hoe uitgebreid de kanker is.
Status na
Beschrijving van wat er op medisch gebied eerder gebeurde.
Stenose
Strictuur, vernauwing
Iets is smaller geworden.
Stent
Een buisje dat kan helpen als de tumor voor verstopping zorgt.
Stereotactische bestraling
De arts bestraalt de tumor heel precies vanuit verschillende richtingen. Daardoor is een hoge bestralingsdosis mogelijk op een klein deel van het lichaam.
Stoma
Een kunstmatige opening waardoor de urine (plas) of ontlasting (poep) uit het lichaam kan. Dit is nodig als iemand niet meer op de gewone manier kan plassen of poepen. Aan de stoma zit een opvangzakje.
Stomatitis
Mondslijmvliesontsteking
Ontsteking van het slijmvlies van de mond.
Stroma
Steunweefsel dat stevigheid geeft aan een orgaan.
Subpectoraal
Achter de grote borstspier.
Supraclaviculair
Boven het sleutelbeen.
Suprapubische katheter
Blaaskatheter via de onderbuik.
SUVmax
Dit is een maat voor de radioactiviteit op de PET-scan. Als er veel radioactiviteit te zien is op de scan, kan dat betekenen dat er kanker is.
Synchrone metastasen
Uitzaaiingen van de kanker die er al zijn tijdens de diagnose.
Systemische therapie
Systeemtherapie
Een behandeling tegen de kanker die door het hele lichaam werkt. Zoals chemotherapie, doelgerichte therapie, immunotherapie en anti-hormonale therapie.
Systolische bloeddruk
De bovendruk bij bloeddruk meten. Dit is het hoogste getal bij de bloeddrukmeting.
T
Testosteron
Mannelijk geslachtshormoon.
Thoraxwand
Het deel van de borstwand achter de borst. Dit bestaat uit de ribben en spieren.
TNM
Stadiëring, stadiumindeling, tumorclassificatie
TNM is een score voor het stadium van de kanker. Dit zegt iets over hoe uitgebreid de kanker is. De T geeft aan hoe groot de tumor is. De N geeft aan of de kanker uitgezaaid is naar de lymfeklieren. De M geeft aan of de kanker is uitgezaaid naar andere delen van het lichaam.
Totale parenterale voeding
Infuusvoeding, TPV
Kunstvoeding die direct in het bloed terecht komt, via een infuus in een ader.
Totale remissie
Complete remissie, volledige tumorregressie
Er zijn geen kankercellen meer te vinden.
Toxiciteit
Bijwerkingen van de behandeling.
Tracer
Een radioactieve vloeistof die kankercellen zichtbaar maakt op een PET-CT-scan.
Traject
Alle stappen die een patiënt doorloopt bij een ziekte, van onderzoeken, diagnose en behandeling tot de nacontrole.
Transperineaal
Via het perineum. Dit is het gebied tussen de balzak en de anus.
Trombocytopenie
Een tekort aan bloedplaatjes. Bloedplaatjes zijn belangrijk voor de bloedstolling. Bloedstolling is bijvoorbeeld nodig bij een wondje, zodat het bloed ophoudt met stromen en er een korstje op de wond komt.
Trombo-embolische complicaties
Problemen met de bloedstolling.
Trombose
Diepveneuze trombose, DVT, vaatafsluiting
Een bloedprop in een bloedvat. Als de bloedprop het bloedvat afsluit, kan dat ernstige problemen geven.
Tromboseprofylaxe
Medicijnen tegen de trombose.
Tumor
Gezwel, knobbeltje, massa, neoplasie
Dit is een zwelling. Een tumor kan goedaardig zijn, of kwaadaardig. Een kwaadaardige tumor is kanker.
Tumor deposits
Losse klompjes van tumorcellen die bij elkaar zitten.
Tumor flare
Een bijwerking van anti-hormonale therapie als er ook botuitzaaiingen zijn. De pijn in de botten wordt tijdelijk erger.
Tumorbed
Dit is de plek waar de tumor zat, voor de operatie.
Tumorload
Tumorload zegt iets over de hoeveelheid van de uitzaaiingen. Een lage tumorload wil zeggen dat er weinig en kleine uitzaaiingen zijn. Bij een hoge tumorload zijn er veel en grote uitzaaiingen. Het zegt dus iets over de uitgebreidheid van de ziekte. Maar er is geen duidelijke grens tussen hoge en lage tumorload.
Tumormarker
Een stofje in het bloed dat kan aangeven of er kanker is, of hoe uitgebreid de kanker is. Voor sommige kankersoorten is er een tumormarker, maar niet voor allemaal.
U
Uitzaaiing
Metastase
Er zitten kankercellen van de tumor op andere plekken in het lichaam.
Ulceratie
Een zweer op de huid.
Ultravist
Een soort contrastmiddel om bij röntgenonderzoek bepaalde delen van het lichaam beter zichtbaar te maken.
Unifocaal
De kanker zit op 1 plek.
Urineweginfectie
UWI
Een ontsteking van de urineweg: van de blaas, de plasbuis of het nierbekken.
Uroloog
Een arts die gespecialiseerd is in ziektes van de urinewegen en de mannelijke geslachtsorganen.
Uterusextirpatie
Baarmoederverwijdering, hysterectomie Een operatie waarbij de arts de baarmoeder weghaalt.
V
Vaatocclusie
Verstopping van een bloedvat.
Vaattekening
Vlak onder de huid zitten bloedvaatjes die wijder zijn geworden.
Variant van onzekere klinische betekenis
VUS
Dit gaat over een afwijking in een gen. Het is niet duidelijk wat de gevolgen van die afwijking zijn, en of die afwijking een ziekte veroorzaakt.
Vascularisatie
Doorbloeding
In welke mate een afwijking of een veranderd plekje bloed krijgt.
Vene
Ader
Ader.
Verdacht
Suspect
De arts heeft een afwijking gezien. Mogelijk is het kanker, maar dat is nog niet zeker.
Verpleegkundig specialist
VS
Een verpleegkundige met extra taken en verantwoordelijkheden. De verpleegkundig specialist is deskundig in een bepaalde ziekte en neemt ook taken van de arts over.
Verpleegkundige
VPK
Een persoon die voor zieke mensen zorgt en ze begeleidt.
Vesicula seminalis
Vesiculae, vesikel, zaadblaasje
Klieren in de zaadballen die sperma maken, samen met de prostaat.
Vetnecrose
Een stevig knobbeltje dat meestal geen pijn doet. Het ontstaat doordat vetweefsel afsterft. Dat gebeurt soms na een operatie. Het knobbeltje is een goedaardige afwijking, een behandeling is meestal niet nodig.
Vochtretentie
Het lichaam houdt vocht vast.
Voorgeschiedenis
VG
Welke ziektes iemand eerder heeft gehad.
Vriescoupe
Dun schijfje van weefsel dat de arts bevriest en onder de microscoop onderzoekt, meestal tijdens de operatie.
W
WGBO
Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst
Deze wet gaat over de rechten, plichten en privacy van patiënten.
WHO performance status
WHO PS
Dit is een score die aangeeft hoe goed de conditie van een persoon is. De score loopt van 0 tot 4. Bij 0 gaat het om een goede conditie en bij 4 gaat het om een slechte conditie. De patiënt is dan volledig afhankelijk van anderen.
Whole exome sequencing (WES)
Exoomsequencing, WES
Dit is een techniek van DNA-onderzoek die erfelijke aanleg en aangeboren aandoeningen opspoort. Bij whole exome sequencing kijkt men niet naar het hele DNA, maar alleen naar dat deel van het DNA dat het belangrijkste is voor de werking van een cel. Dit is het gedeelte dat bestaat uit alle genen (het exoom).
Y
ycTNM
De ycTNM-score zegt iets over het stadium van de kanker na een voorbehandeling, maar voor de operatie. Meestal gaat het om een voorbehandeling met chemotherapie. De arts geeft deze score na lichamelijk onderzoek en beeldonderzoek, zoals de echografie en scans.
ypTNM
De ypTNM-score zegt iets over het stadium van de kanker na een voorbehandeling en na de operatie. Meestal is dat een voorbehandeling met chemotherapie. De patholoog geeft deze score na het onderzoeken van het weggehaalde weefsel bij de operatie.
Z
Ziektevrije overleving
Het geschatte aantal jaren dat een patiënt zal leven zonder dat de kanker terugkomt.
Voor zorgprofessionals
Kanker.nl ontwikkelt de woordenboeken volgens een zorgvuldig proces en deelt ze graag met andere organisaties. Lees meer over onze werkwijze, samenwerkingen en mogelijke integratie op de pagina voor zorgprofessionals.