Behandeling van CIN
Deze informatie is gecontroleerd door deskundigen.
Naar colofonBij het voorstadium van baarmoederhalskanker (CIN) is soms een behandeling nodig om te voorkomen dat je baarmoederhalskanker krijgt. Je krijgt dan een lisexcisie, een conisatie of een vaginale crème met imiquimod.
Lees op deze pagina verder over:
- Lisexcisie bij CIN
- Conisatie bij CIN
- Behandeling met imiquimod bij CIN
- Controle na de behandeling van CIN
Lisexcisie bij CIN
Meestal kiest de gynaecoloog voor een lisexcisie. Bij een lisexcisie brandt de arts de afwijkende cellen weg met een heel dun metalen lusje. Dit gebeurt op de behandelkamer tijdens een colposcopie.
De lus wordt elektrisch verhit. Vooraf krijg je een lokale verdoving. Heel soms gebeurt de lisexcisie na een ruggenprik of onder narcose.
Van de lisexcisie zelf voel je meestal niets. Wel geeft het wegbranden soms een branderige geur en kun je wat rook zien.
De patholoog onderzoekt het verwijderde weefsel onder de microscoop. Na ongeveer 1 tot 2 weken hoor je of de lisexcisie voldoende is geweest. Dat is bijna altijd zo.
Bijwerkingen van een lisexcisie
Na een lisexcisie kun je wat buikpijn hebben en wat bloed en slijm verliezen. De buikpijn is meestal na een dag over. Het bloedverlies en slijmverlies duren meestal niet langer dan 2 weken.
Gevolgen van een lisexcisie
Bij een lisexcisie haalt de arts een deel van de baarmoedermond weg.
Daardoor kan de kans op een vroeggeboorte bij een volgende zwangerschap iets toenemen. Je arts kan je hier meer over vertellen.
Conisatie bij CIN
Is de afwijking te groot voor een lisexcisie? Of ligt de afwijking dieper in de baarmoederhals? Dan kun je een conisatie krijgen. De arts snijdt dan een kegelvormig stukje weefsel weg met een mesje. Dat gebeurt meestal op de operatiekamer. Je moet hiervoor onder narcose of je krijgt een ruggenprik.
Bijwerkingen van een conisatie
Na een conisatie kun je wat buikpijn hebben. Je verliest nog 1 à 2 weken lang wat bloed of bloederige afscheiding.
Gevolgen van een conisatie
Na een conisatie is de kans op een vroeggeboorte meestal iets groter. Ook bestaat er een kleine kans op problemen rond de zwangerschap of de bevalling. Je arts kan je hier meer over vertellen.
Behandeling met imiquimod bij CIN
Soms kun je een CIN 2 of 3 met imiquimod behandelen. Imiquimod is een crème die het afweersysteem stimuleert om de afwijkingen door de HPV-infectie op te ruimen.
De crème werkt niet bij iedereen. Meer dan de helft van de behandelde vrouwen heeft geen CIN meer na de behandeling. Als de crème bij jou niet werkt, kun je alsnog een lisexcisie of conisatie krijgen.
CIN kan terugkomen na een behandeling met imiquimod. Dit gebeurt bij ongeveer 10 op de 100 vrouwen die succesvol met imiquimod behandeld zijn.
Een behandeling met imiquimod duurt 16 weken. Je brengt de crème 3 keer per week aan op een tampon en brengt deze in je vagina. Dit doe je ’s avonds voor het slapen gaan. Je behandelaar geeft je meer uitleg hierover.
Je mag niet zwanger worden in de periode dat je de crème gebruikt. Daarom moet je anticonceptie gebruiken tijdens seks.
Ben je zwanger? Dan schrijft je behandelaar je geen imiquimod voor.
Bijwerkingen van imiquimod
Aan het begin van de behandeling kun je last hebben van griepachtige verschijnselen zoals spierpijn, spierstijfheid, vermoeidheid, hoofdpijn en een koortsig gevoel. Je kunt dan een pijnstiller nemen.
Ook kun je last hebben van pijn en/of jeuk aan je vagina. Als de crème op de schaamlippen komt, kun je daar wondjes krijgen.
Gevolgen van de behandeling
De behandeling brengt geen extra risico’s mee voor zwangerschap en bevalling.
Goed om te weten: imiquimod is in Nederland nog niet ‘geregistreerd’ voor de behandeling van CIN, maar wordt er wel al voor gebruikt.
Controle na de behandeling van CIN
Na 6 maanden krijg je een uitstrijkje. Hiermee controleert de arts of de afwijking helemaal weg is.
Je blijft in elk geval tot 2 jaar na de behandeling onder controle bij de gynaecoloog. Na 2 keer een normaal uitstrijkje, is verdere controle in het ziekenhuis niet meer nodig. Je kunt daarna weer gewoon meedoen aan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker.